De eerste keer dat wij als familie naar Polen gingen was in 1968. Twee volwassen, drie kleine kinderen, een paar sloffen sigaretten, en zakken vol gebruikte kleren voor de familie. Alles in de kofferbak en op de meter hoge imperial van een piepkleine Opel Kadet gepropt. De auto was zo overbeladen dat het puntje van de uitlaat bijna over het asfalt schraapte. Via allerlei B wegen, na 70 km en uren later, konden we pas in Münster op de autobahn. Dit was al een reis op zichzelf. Tel hierbij op de maximum haalbare snelheid van dit overbeladen autootje van ongeveer 70 km/h en je begrijpt dat Helmstedt (320 km) het hoogst haalbare was op de eerste reisdag. Hoe kwamen mijn ouders in godsnaam op het idee om in 1968, tijdens de hoogtijdagen van de koude oorlog, midden in de 'Praagse Lente', ver achter 'het ijzeren gordijn' naar Oost Polen te willen rijden? Na de eerste overnachting in hotel Der Stern brak de tweede reisdag aan. Helmstedt lag op korte afstand van de grens met Oost-Duitsland. Korte tijd nadat we de autobahn opdraaiden doemden de wachttorens van checkpoint Bravo op aan de horizon.Het angstzweet begon druppels te vormen op het voorhoofd van mijn vader. Hoe dichter wij de grens naderden hoe talrijker de druppels zweet. Checkpoint Bravo was toen nog relatief klein, maar niet minder zwaar bewaakt. Voor ons stond een lange rij auto's glanzend in de zon. Soldaten met hun automatische geweren in aanslag liepen intimiderend tussen de wachtende auto's door. Terwijl de knokkels van mijn vaders handen wit werden van het omklemmen van het bakelieten stuur vond mijn moeder het tijd voor de meegebrachte gebraden kip. Groter kon het contrast niet zijn. Na uren wachten waren wij aan de beurt. Voor ons werden auto's volledig leeg gehaald en de koffers omgekeerd. Inpakken mochten de mensen zelf doen. Gelukkig ondergingen wij niet hetzelfde lot. Waarschijnlijk omdat we een doorreisvisum hadden en niet Berlijn, maar Polen onze bestemming was. Desalniettemin duurde het passeren van de grens alles bij elkaar zo'n vijf uur. Uiteindelijk schoof er een dikke rood-wit gestreepte betonnen balk opzij en de weg was vrij. We durfden pas na enkele kilometers weer normaal adem te halen. Plotseling [Grensovergang Helmstedt, foto 1965] werden we opgeschrikt door een claxon. Achterom kijkend bleek onze auto enorme rookwolken uit te braken. Stoppen was ten strengste verboden. Ongehoorzaam aan deze regels draaiden we de eerste de beste raststätte op. Na zorgvuldig onderzoek bleek mijn vader in al zijn paniek vergeten de handrem los te koppelen zodat de oude trommelremmen door oververhitting flink gingen roken. Gelukkig bleken de remmen niet onherstelbaar beschadigd en konden we de reis hervatten. De autobahn stamde nog uit de Tweede Wereldoorlog. Cadeautje van Hitler. Betonplaten van een paar meter met tussenliggend een strookje weggerot hout. De weg zat vol met barsten en de gaten doordat hij jarenlang was gebruikt voor militair vervoer van onder andere tanks. Hierdoor zaten we in een soort hobbelpaard. De geluiden die hiermee gepaard gingen kan ik mij goed herinneren. Bij mijn vader was opperste concentratie vereist. Dit viel met drie kleine en verveelde kinderen achterin een piepklein oververhit autootje, waarin bovendien ook nog fors werd gerookt, niet mee. Als het tumult mijn moeder te veel werd mepte ze blindelings naar achteren. Wie ze daarbij raakte maakte, naar eigen zeggen, geen moer uit. De rit door de DDR was lang en dodelijk saai, en werd alleen onderbroken door een aantal paspoort- en visumcontroles op de "Berliner Ring". De hoge wachttorens tussen de naaldbomen vormden een bizar vakantie decor. Aan het einde van de middag de Poolse grens. De autobahn ging over in een tweebaansweg en de grens lag net achter de smalle hoge brug over rivier de Oder. Enige tijd later reden we op het Poolse asfalt. Na verloop van tijd deelden we de weg alleen nog maar met paard-en-wagens en een enkele vale auto, Samochód, van overwegend Poolse en Russische makelij. [Warszawa, Mikrus MR 300 , FSO SYRENA , syrenka-220, 'Polski Fiat, Polonez, Smyk Lada, Wolga, Moskvich en andere merken zoals, Skoda Octavia(!), Dacia, Trabant en Wartburg] Hiernaast de 'Warszawa', de toen meest gebruikte auto. Auto's waren destijds in het Oostblok een zeldzaam kostbaar bezit. Soms wachtte men wel 15 jaar op een nieuwe auto. De dorpjes waren vies en stoffig, oogden verlaten. Regelmatig werden we aangehouden. Was het niet door de 'Policja', dan waren het arme kinderen die vroegen om 'papierosów dla mojego ojca', een sigaret voor hun vader. Het beeld van deze bedelende kinderen staat op mijn netvlies gebrand. Zo ook de vele dronken mensen op straat, voornamelijk mannen en dan écht dronken. Zwalkend en lallend over het trottoir of laveloos tegen de pui van een huis, kerk of winkel. Drank koste toen geen drol. Ideetje van Stalin om het volk stil te houden. De kilometers kropen voorbij en het was inmiddels donker geworden. De weg werd slechts spookachtige verlicht door de koplampen van onze auto. We konden elkaar niet zien in de duisternis. Behalve wanneer er voor mij een sigaret werd aangestoken. Dan zag ik de gespannen gezichten van mijn ouders in de weerspiegeling van de voorruit. Meestal stak mijn moeder er twee aan, ook één voor mijn vader. Ik was bang, maar wat konden ze doen, behalve doorrijden? Als ik mijn ogen sluit hoor ik mijn vader terugschakelen voor de bocht en het geluid van de voetschakelaar, grootlicht, dimlicht. Laat in de nacht bereikten we Katowice, een mijnstad. We rammelden door elkaar vanwege de kapotte bestrating van 'kinderkopjes' -wat een lugubere naam eigenlijk-. En het stonk er verschrikkelijk! Kolen, kolen en kolen. Ook het uiteindelijk gevonden hotelletje, of was het een pension, was doordrenkt met deze vieze geur. Ik was zo van streek dat ik die nacht in mijn bed plaste. De volgende dag konden we goed zien hoe smerig en vervallen deze stad was. Haveloze grauwe gebouwen met gebladderde kozijnen. En werkelijk alles zat onder een dikke laag kolengruis. De rest van de reis was door de hoge buitentemperatuur, felle zon en het daardoor kokende interieur geen gelopen race. Ook de sfeer in de auto bereikte meerdere keren het kookpunt. Het heuvelachtige gebied richting Krakow was prachtig en bood wat afleiding. De aankomst in Błażowa zal ik nooit meer vergeten. Het ongelooflijke warme welkom, de vele knuffels en kussen van mensen die ik nog nooit had gezien stond in schril contrast met hetgeen we in Nederland waren gewend. Wat ik mij van de rest van de vakantie herinner: Het huis van de familie Katchinski, aan de voorkant een kruidenierswinkel -met o.a. in vale papiertjes verpakt Sovjetsnoep-, aan de achterzijde een boerenerf met een waterput, een stal met één paard, één koe, één varken -door mij huffert genoemd- een aantal kippen met een valse haan, een hooizolder, een houten kar met houten wielen en een houten duotoilet (!?). Het huis had een typisch Poolse indeling met kleine woon/eetkamer en een paar bescheiden slaapkamers. Wij sliepen op de meegebrachte luchtbedden in één van die kamers. In de ruime kelder stond een aantal grote wekflessen met zelfgemaakte drank, o.a. appelcider. Błażowa, een klein stadje in zuid-oost Polen compleet met enorme kerk, een park en een kroeg waar 's avonds met een melkemmertje lauw, schuimloos bier werd gehaald. Błażowa ligt op ca 160 km van mijn vaders geboortedorp. Vanwege de ligging in de Sovjet-Unie voor ons onbereikbaar. Langs het stadje liep een smal door bomen omzoomd snelstromend riviertje waar ik met mijn nieuwe Poolse vriendjes speelde. Met paard-en-wagen gingen over een holle weg omhoog naar hun land waar o.a. aardappelen en graan werden verbouwd. Het graan werd met de zeis geoogst. Aan het einde van de middag werd een vuur gestookt waarin aardappelen werden gepoft. Wat een heerlijke vakanties. Tot mijn zestiende zijn we ieder jaar, met uitzondering van 1973, Frankrijk, op vakantie geweest naar Polen. De eerste jaren logeerden we bij familie, later werd dit gecombineerd met kamperen. Zo had ik op mijn zestiende het grootste deel van dit prachtige en gastvrije land gezien. Een rijke en dierbare herinnering. |
blog >